Skip to Content

Blaaskanker (persoonlijk informatiedossier)

Je uroloog heeft verteld dat er een afwijking in je blaas is gevonden. Dit kan goedaardig of kwaadaardig zijn. Je krijgt verder onderzoek en misschien een behandeling.

1. Inleiding

Bij blaasaandoeningen zijn vaak meerdere zorgverleners betrokken. Daarom werkt de polikliniek urologie met casemanagers: ervaren verpleegkundigen die je begeleiden en ondersteunen tijdens het hele traject.

Heb je vragen?

De casemanager is bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 tot 17.00 uur via de polikliniek urologie.

  • Telefoon: 0413 - 40 19 68

We bellen je binnen 24 uur terug.

2. De blaas

2.1 Wat is de blaas?

De blaas is een onderdeel van de urinewegen. De urinewegen bestaan uit:

  • twee nieren
  • twee urineleiders
  • de blaas
  • de plasbuis

De nieren filteren afvalstoffen uit het bloed. Deze afvalstoffen en overtollig vocht vormen samen de urine. Via de urineleiders gaat de urine naar de blaas.

De blaas is een soort gespierde ballon die zich vult met urine. Als je blaas vol is, krijg je aandrang om te plassen. De blaas trekt dan samen en duwt de urine via de plasbuis naar buiten.

Bij mannen ligt de prostaat onder de blaas. De plasbuis loopt door de prostaat en daarna door de penis.

2.2 Wat is blaaskanker?

Ons lichaam bestaat uit miljarden cellen. Elke dag sterven er cellen en maken we nieuwe. Soms gaat dit mis en delen cellen zich ongecontroleerd. Zo ontstaat een gezwel (tumor).

Er zijn twee soorten tumoren:

  • Goedaardig: groeit langzaam, verspreidt zich niet.
  • Kwaadaardig (kanker): groeit sneller en kan omliggend weefsel of andere delen van het lichaam aantasten (uitzaaiingen).

Ongeveer 95% van de blaastumoren is kwaadaardig. Slechts 5% is goedaardig.

2.3 Soorten blaastumoren

Niet-spierinvasieve blaastumoren

  • Groeien niet in de spierlaag van de blaas.
  • Kunnen langzaam of snel groeien.
  • Komen soms terug na verwijdering.

Spierinvasieve blaastumoren

  • Groeien in of door de spierlaag van de blaaswand.
  • Kunnen uitzaaien via het bloed of de lymfeklieren.
  • Uitzaaiingen zitten vaak eerst in de lymfeklieren, later mogelijk in de longen, lever of botten.

Mogelijke klachten bij blaaskanker

Blaaskanker geeft in het begin vaak geen klachten. Mogelijke klachten zijn:

  • bloed in de urine
  • pijn bij het plassen
  • vaker moeten plassen
  • pijn in de onderbuik of zij

Bij uitzaaiingen kun je ook last krijgen van:

  • vermoeidheid
  • gewichtsverlies
  • weinig energie
  • pijn

Blaaskanker is niet besmettelijk

De ziekte komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen, vooral bij mensen boven de 60 jaar. De oorzaak is niet altijd duidelijk. Roken en bepaalde stoffen op het werk vergroten de kans op blaaskanker.

3. Onderzoeken (diagnostiek)

Om blaaskanker vast te stellen zijn verschillende onderzoeken mogelijk. De uroloog bespreekt met je welke je krijgt.

3.1 Urineonderzoek

  • Urinesediment: controleert op bloed of ontstekingscellen.
  • Urinekweek: toont aan of er bacteriën zijn.
  • Urinecytologie: onderzoekt of er kankercellen in de urine zijn.

3.2 Cystoscopie

Een kijkonderzoek van de binnenkant van je blaas. De uroloog brengt via je plasbuis een buisje met een camera (cystoscoop) in. Dit gebeurt op de polikliniek.

3.3 CT-scan van de urinewegen

Een scan met röntgenstraling en contrastvloeistof. Je blaas, nieren en urineleiders worden in beeld gebracht.
Aanvullende onderzoeken
Deze onderzoeken zijn soms nodig:

  • Botscan (skeletscan): toont uitzaaiingen in de botten.
  • CT-scan van de longen: laat zien of er uitzaaiingen zijn in je longen of lymfeklieren.
  • MRI-scan: maakt duidelijke beelden met magneetvelden, bijvoorbeeld van de blaas of andere organen.

4. Behandelingen

De behandeling hangt af van het soort tumor en hoe ver de ziekte is. Je uroloog bespreekt met je wat nodig is.

Niet-spierinvasieve blaastumoren

4.1 TUR-T (tumor verwijderen via de plasbuis)

De uroloog verwijdert de tumor via je plasbuis. Het weefsel wordt onderzocht in het laboratorium. Soms is een tweede operatie nodig (Re-TUR-T) als niet zeker is dat alles weg is.

4.2 Blaasspoelingen

Na een TUR-T krijg je soms blaasspoelingen om de kans op terugkeer te verkleinen. De blaas wordt dan gespoeld met medicijnen.

Soorten spoelingen:

  • Chemotherapie (cytostatica): doodt kankercellen.
  • Immunotherapie: helpt je afweersysteem kankercellen aan te vallen.

De keuze hangt af van de ernst van de tumor.

Spierinvasieve blaastumoren

4.3 Blaasverwijdering (radicale cystectomie)

De hele blaas wordt verwijderd. Ook lymfeklieren en soms omliggende organen.

  • Bij mannen: vaak ook prostaat en zaadblaasjes.
  • Bij vrouwen: vaak ook baarmoeder, eierstokken en een deel van de vagina.

Je krijgt een stoma of een vervangende blaas. De operatie gebeurt in een ander ziekenhuis.

4.4 Radiotherapie (bestraling)

Straling vernietigt kankercellen. Dit is een alternatief als een operatie niet mogelijk is. Ook bij uitzaaiingen kan bestraling klachten verminderen.

4.5 Chemotherapie

Medicijnen die via je bloed kankercellen in het hele lichaam aanpakken. Soms vóór een operatie, soms als behandeling bij uitzaaiingen.

4.6 Afzien van behandelen

Je mag altijd besluiten om geen behandeling te willen. Bespreek dit met je arts. Je blijft medische zorg en begeleiding krijgen voor je klachten.

5. Na de behandeling

Na de behandeling blijf je onder controle bij de uroloog. Meestal een aantal jaren. Met bijvoorbeeld een kijkonderzoek of een scan controleren we of de ziekte wegblijft. Hoe langer dat zo is, hoe kleiner de kans op terugkeer.

6. Seksualiteit en blaaskanker

Door blaaskanker of de behandeling kun je veranderingen merken in je seksleven. Je kunt last hebben van:

  • vermoeidheid of pijn
  • minder zin in seks
  • erectieproblemen
  • droge of nauwere vagina
  • overgangsklachten
  • geen zaadlozing meer (droog orgasme)

Soms zijn er medicijnen of hulpmiddelen. Blijf er niet mee rondlopen. Praat erover met je arts of casemanager. Je kunt ook hulp krijgen van een seksuoloog of via lotgenoten.

7. Meer informatie en hulp

Websites

Literatuurtip

•    Zorgboek Blaaskanker, H. van Duijn & S. Kollaard – ISBN: 9789086480623

8. Je eigen vragen

Heb je vragen of wil je iets niet vergeten voor je volgende afspraak? Noteer je vragen op een los vel papier of in een schrift. Zo kun je ze meenemen naar je gesprek met de arts of casemanager.